Op 2 juni 2019 sprak ik op uitnodiging van José Vandekerckhove op de Conferentie Onderwijs Nederlands HSN, acroniem voor Het Schoolvak Nederlands. Het referaat voor de sectie Taal- en Letterkunde is gehouden in de Hogeschool Windesheim Campus (Zwolle). Met het oog op de bijeenkomst van leerkrachten en universitaire collega’s Nederlands, vakdidactici, onderwijsbegeleiders en inspectie bewerkte ik eerder gepubliceerde bijdragen over de studie van het Nederlands in de Lage Landen. Ik vulde passages aan en trachtte de bevindingen te structuren in een essay. Het essay leg ik hier voor. De coauteurs van enkele opinieteksten ben ik ten zeerste erkentelijk voor de gedachtewisseling, met name Carl de Strycker, Alicja Gescinska en Jacques van Keymeulen.
Over lichamelijke en affectieve beleving van poëzie is al heel wat geschreven. Over het gedicht als een tekstlichaam dat niet alleen tot de verstandelijke vermogens spreekt. Begrip is een wispelturige raadgever, de zoektocht naar betekenis een verraderlijke onderneming. Zoals bekend maken naast semantische ook sensitieve benaderingen deel uit van de lyrische ervaring. Gedichten kunnen als woordconstructie worden gelezen, als een combinatie van lexicale en metaforische betekenissen. Met woordenboeken kom je evenwel niet ver wanneer je poëzie leest...