Je bent de enige van je collega’s die op het idee is gekomen om zestien uur met de autobus te reizen naar Zuid-Frankrijk en dan sta je plots om 04:30 in de stad waarvan je weldra de verlichting ziet doven en waarvan je de volgende vijf maanden je tweede thuis moet maken. Je bent nog halfmoe, maar je voelt je het hoofdpersonage in een film met twee dikke koffers naast je, klaar om een nieuw oord te verkennen.
In een zalige hitte die als 40°C aanvoelt en die nog weken zou duren, begint het onthaalmoment. De eerste groepjes lijken zich al te vormen: ik praat er met twee Nederlanders en kom naar buiten met vier andere Vlamingen: goed begonnen, Youness. Nog voor het eerste Erasmusfeestje begint, hoor ik plots een groepje van nog drie andere Vlamingen. Ik lach en dans mij kapot met volstrekt onbekende mensen, voel mij terug even in de Overpoort en zes uur later kom ik te weten dat een van die Vlamingen al die tijd al vier verdiepingen onder mij woont in Gent; hij is en quelque sorte mijn compagnon in Montpellier geworden.
Ik dacht als jaarlijkse vakantieganger Zuid-Frankrijk wel te kennen (als feilloos idyllisch oord), maar al vanaf dag één ontdekte ik haar administratieve en sociale kant: aspecten die hier erg scheef zitten.
Administratie: ik kan er veel over zeggen, maar ik zal alleen uitlichten wat er op dag één al verkeerd ging. Ik kon mijn kamer op de home niet krijgen omdat het inschrijvingssysteem voor internationale studenten niet werkte. Na een paar minuten toch eens vragen of dat systeem wel nodig was en blijkbaar kon ik de kamer wel krijgen omdat mijn naam al op een of andere lijst stond. Ik kreeg mijn sleutel… zonder een huurcontract? “Ja, dat komt over een paar dagen in je brievenbus.” Ach, zo. Een paar dagen later blijkt het niet eens een contract, maar een simpel “bewijs van woonst”. Eind goed, al goed.
Ik kan het meteen linken met wat ik op sociaal vlak te vertellen heb. “Montpellier, ça ne sert pas à se faire des amis”, bevestigde een gefrustreerde bewoner tijdens het uitgaan een maand terug: in de gang op mijn home ken ik absoluut niemand. (En kijk, mijn beste Franse vrienden die ik hier gemaakt heb, studeren bijna allemaal niet (meer) en komen niet uit Montpellier.) In tegenstelling tot Gent zijn de studentenverenigingen hier bovendien redelijk afwezig. Het tweede dat direct opvalt, is de jeugdigheid: Montpellier, dat evenveel inwoners telt als Gent, is een enorm jonge (studenten)stad. Als je door de stad tramt, lijk je op één grote campus te zitten. Het laatste dat na één dag rondkijken ook meteen duidelijk is – waarmee ik eindelijk het thema van deze editie kan integreren – is haar diversiteit: Montpellier is de 2de grootste gaystad van Frankrijk. Op 15 oktober vond hier de Pride plaats nadat ze door de aanslagen in Nice werd geannuleerd (in het Frans heet dat elegant “Marche des Fiertés” – niet elegant dus). Ik kwam vroeg in het academiejaar in het studentenrestaurant van de universiteit een Montpelliérain tegen die het eerst getrouwde homokoppel in Frankrijk goed kent (zij zijn in Montpellier in 2013 getrouwd – ja, 2013, geen typfout). Verwijfd glunderend van geluk kondigde hij aan dat hij een functie ging opnemen in de stoet en bood me er een aan: ik weigerde vriendelijk en ging op die dag naar de Romeinse stad Nîmes.
Ik probeer me zo weinig mogelijk aan te trekken van de administratieve en de sociale galères, maar zie toch dat ik ze moeilijk kan negeren en leef dan maar verder in een permanente staat van iets dat tussen mijn ingebakken Gentse mentaliteit, Frans je-m’en-foutisme, lichte paniek en hoop schommelt.
Montpellier (en bij uitbreiding Frankrijk) is, om af te sluiten, een ongelooflijk interessant en paradoxaal beschavinkje om te observeren: je leert dat “Revenez dans quelques jours”, “Binnen twee maanden zal het opgelost zijn” betekent; je leert dat chagrijnige werknemers tijdens hun werk meer met elkaar babbelen dan vriendelijke mensen op café; je leert dat Franse leeftijdsgenoten je negeren nadat je er toch een hartelijk eerste gesprek mee had; je leert dat jongens zich als meisjes kleden en vice versa; je leert dat de beste prof in T-shirt naar school komt, je slechtste in maatpak; je merkt dat je je veiliger voelt in Frankrijk dan in België; je wrijft voor de láátste keer je ogen uit en beseft ten slotte dat je een van de enige twee jongens bent in een les Petrarkisme van dertig leerlingen waarvan de tweede jongen nog gay is ook en dat het mogelijk is dat er een jongedame in chador (gewaad dat alles behalve het gezicht bedekt) die les mee volgt (les waarin constant gedichten worden bestudeerd die het lichaam van de vrouw in alle geuren en kleuren beschrijven).
Maar misschien is dat nog wel het beste aan mijn Erasmusavontuur. Elke dag laat ik me verrassen op alle vlakken. De titel van een awardwinnende presentatievideo van de universiteit luidt: “Semper dissimilis” en, putain, dat maken ze verdomd goed waar.
Youness Iken